Séance tenue à la Bibliothèque Royale à Bruxelles, le 13 décembre 2014

Vergadering in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel op 13 december 2014

 

Présents - Aanwezig : Mmes C. Mevr. C. Arnould, M. Lakakis, Gh. Miucharte en H. Taymans, et MM. J. van Heesch, P. Assenmaker, Y. De Craemere, H. Dewit, Ch. Doyen, J. Enters, J. Enters, A. Haeck, M. Greganti, Fr. Gurnet, J. Laureys, Chr. Lauwers, J.-Cl. Martiny, N. Meunier, M. Rocourt, Ph. Sadin, et R. Waerzeggers.

Excusés - Verontschuldigd : Mmes Chr. Logie, C. Mertens et Fr. Stroobants, et MM. Fr. de Callataÿ, N. de Streel, R. Dillen, M. Gheerardijn, Chr. Lauwers, J. Moens, R. Renard, J. Schoonheydt et G. Testa.

Pierre Assenmaker, Du paysage monétaire à l’horizon politique et religieux. Le message idéologique des émissions monétaires romaines des années 110-88/87 av. J.-C.

L’immense variété des types du monnayage romain républicain atteste le grand intérêt qu’y portaient les magistrats chargés de la production monétaire. Ces images leur permettaient d’exalter leur gens et/ou de grandes figures de la scène politique contemporaine. La conférence porte sur les émissions de la fin du IIe siècle et du début du Ier siècle av. J.-C., pour lesquelles le classement proposé dans le Roman Republican Coinage de M. H. Crawford (problématique notamment en raison de l’absence de frappes durant les années 96-92) a déjà fait l’objet de révisions. Le conférencier cherche à reconstituer, à partir d’une analyse globale (et quantifiée) du paysage monétaire, les courants idéologiques et religieux de cette période (en particulier pour les années 99-88/87). Pour ce faire, il importe de tenir compte des traditions en matière d’iconographie monétaire. Ainsi, on ne s’étonne pas que le monnayage soit dominé par les représentations – traditionnelles – de Roma et de Victoire. La présence massive d’Apollon, troisième figure la plus représentée dans le paysage monétaire (notamment sur une des émissions les plus abondantes de l’époque, celle de L. Calpurnius Piso Frugi [RRC 340/1]), est en revanche très significative, puisque ce dieu n’avait auparavant été représenté que sur trois séries de deniers. Les monnayages sont passés en revue pour tenter d’identifier les raisons d’une telle multiplication des images « apolliniennes ». Pour quelques émissions seulement, on peut admettre l’explication « classique » de la référence à des traditions familiales du monétaire (RRC 334, 340 et 346), mais dans l’ensemble, il faut se tourner vers l’actualité militaire : Apollon apparaît de manière générale sur ces monnaies comme une divinité porteuse de victoire et de triomphe, et plus particulièrement comme le dieu des succès de Marius contre les Cimbres et les Teutons (RRC 333, 335, 340 et 341). Nous savons par Tite-Live (XXV, 12, 15) que les Jeux Apollinaires avaient été fondés en 212 av. J.-C., durant la deuxième Guerre Punique, pour assurer la victoire de Rome. Sylla, lors de sa préture (sans doute en 97 av. J.-C.), donna à la célébration de ces jeux un éclat extraordinaire pour rappeler qu’ils avaient été créés par un de ses ancêtres et pour se présenter comme le « nouveau fondateur » de ce festival. Les représentations d’Apollon et d’épreuves effectuées durant les jeux sur les monnayages de Piso Frugi (RRC 340) et de C. Marcius Censorinus (RRC  346), tous deux issus de familles également liées à l’histoire des ludi Apollinares, peuvent être interprétées comme une réponse à la grandiose démonstration de dévotion de Sylla envers Apollon. Textes et images monétaires permettent ainsi d’écrire un nouveau chapitre de l’histoire des rivalités entre familles ou factions à la fin de la République.

 

Quinaire du questeur C. Egnatuleius (RRC 333)

Denier de L. Calpunius Piso Frugi (RRC 340_1)

Denier de C. Marcius Censorinus (RRC 346_2)

 

Huguette Taymans, Geplaveid met munten

Een tiental jaar geleden werd door het Gentse stadsbestuur besloten de stadskern te vernieuwen. Zowel de Korenmarkt als het Emile Braunplein zouden een grondige renovatie ondergaan. Het project werd KOBRA gedoopt. Op de Korenmarkt zou het knooppunt van het openbaar vervoer verhuizen zodat een open plein ontstond. Op het Emile Braunplein kwam onze eigen nieuwe Stadshal.

Voorafgaandelijk aan de herinrichting werd intensief archeologisch onderzoek verricht op de beide sites.

Er werd tevens beslist om van deze werken gebruik te maken om eveneens een muntenroute aan te leggen die de Middeleeuwse handelsroute tussen Brugge en Keulen zou volgen. Het gedeelte van de handelsroute op Gents grondgebied situeerde zich tussen de toenmalige haven aan de Graslei en de Brabantse poort gelegen aan de Schelde (nu François Laurentplein).

Het grote verschil met Utrecht is dat de Gentse muntenroute niet enkel specifieke afbeeldingen van munten bevat maar ook allerlei andere afbeeldingen die zich situeren rond de plaats waar de munten geplaatst worden. Tevens zijn ze veel kleiner (diameter 9 cm.) dan deze in het Nederlandse Utrecht, waar eveneens zulk een muntenroute is gelegd.

Dit valt wel heel erg klein uit; daardoor lopen vele Gentenaars de munten achteloos voorbij zonder ze zelfs op te merken.

De dienst archeologie van de Stad Gent hield zich bezig met de inhoudelijke kant van de stukken, en dit in samenwerking met een aantal Gentse instellingen zoals het Stadsarchief en de verschillende musea. De technische uitvoering werd toevertrouwd aan de firma Mauquoy.

De stukken werden, met het oog op slijtage, niet in reliëf maar in verdiept uitgewerkt. Van iedere afbeelding moest voordien een lijntekening gemaakt worden die bij Mauquoy ingescand en verwerkt werd. Na onderzoek in verband met slijtage werd gekozen voor een legering van koper en aluminium.

Ieder stuk is onderaan voorzien van vier grote pinnen die in de grond vastgezet worden.

De munten liggen samen in zgn. “clusters” rond eenzelfde onderwerp. Bij iedere groep is één munt voorzien van een QR-code waarmee de bezoeker, via smartphone of ipad, de volledige uitleg over de inhoud van deze groep kan opvragen.

In totaal zijn 1000 munten gepland, waarvan er momenteel 400 gelegd zijn.

Vooral op de Korenmarkt liggen veel groepen munten, omdat deze locatie van oudsher een belangrijke rol speelde in de activiteiten van de stad. Zowel de handelszaken als de horeca zijn er in ruime mate vertegenwoordigd. Ook is het een knooppunt van het openbaar vervoer. Zoals de inhuldiging van het elektrisch tramnet op 23 januari 1899 (foto 1). Ook de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten was in het pakhuis aan de Korenmarkt gevestigd van 1756 tot 1804, daarom is één van de directeurs hier ook afgebeeld namelijk J.P. Tiberghien (1755-1810) (foto 2). In 1913 werd dit gebouw afgebroken en vervangen door het huidige Postgebouw. Ook de beide architecten van dit gebouw, Cloquet en Mortier, die vereeuwigd werden op een medaille, kregen hun tegelmunt (foto 3).

Foto 1

Foto 2

Foto 3

Foto 4

 

De beide hoofdgilden die in het centrum hun lokaal hadden, hebben eveneens een cluster op de straatstenen. De groep m.b.t. de Sint-Jorisgilde ligt rechts voor het café onder de stadshal, in het zicht van hun vroeger lokaal Sint-Jorishof. Daar zien we bijvoorbeeld een loden penning met hun wapenschild (foto 4). De cluster van de Sint-Michielsgilde ligt naast het Belfort (kant Mageleinstraat) met bijvoorbeeld een afbeelding van de plaket (foto 5) uitgegeven in 1913 ter gelegenheid van hun 300ste verjaring en waarvan één zijde is neergelegd als tegel. Daarnaast is een grote groep gewijd aan de Sint-Baafskathedraal, met het schilderij het Lam Gods en de diefstal van één van de panelen.

Foto 5

 

Dit zijn slechts enkele voorbeelden maar het is zeker de moeite om eens nader in te gaan op deze merkwaardige voorwerpen die elk hun eigen verhaal hebben.

 

 

 

©  KBGN-SRNB, 2008-2020