Assemblée générale tenue à la Bibliothèque Royale (Sky Room) à Bruxelles, le 15 octobre 2016

Algemene vergadering in de Koninklijke Bibliotheek (Sky Room) te Brussel op 15 october 2016

 

Première partie: Assemblée générale des membres titulaires – Eerst deel: Algemene vergadering van de werkende leden

Présents – Aanwezig : Mevr. C. Arnould (secrétaire), H. Taymans (trésorière) en Gh. Moucharte et MM. J. van Heesch (président), Fr. de Callataÿ (vice-président), J. Moens (administrateur), J.-M. Doyen, P. Assenmaker, E. Schutyser, H. Pottier, Ph. Sadin, J.-Cl. Martiny, R. Waerzeggers, H. Vanhoudt, J. Druart.
Représentés avec procuration – Vertegenwoordigd met volmacht : Mmes Ch. Logie, L. Claes et MM., G.-X. Cornet, Patrick Pasmans, K. Verboven, R. Dillen, A. Fossion, Cl.Roelandt (contrôleur).
Excusés / Verontschuldigd : M. Gheerardijn, St. De Lombaert.

Le président ouvre la séance à 14h. Il accueille l’ensemble des membres titulaires en parcourant rapidement l’ordre du jour.
Celui-ci est exclusivement composé d’élection de nouveaux membres. Enfin, le président et la secrétaire présentent brièvement les candidatures reçues :
- Comme membres correspondants : M. René Hubert (parrains : P. Pasmans et H. Taymans), Luc Van Eeckhoudt (parrains : J. Moens et P. Degel), Pierre Petit (parrains : J. van Heesch et Fr. de Callataÿ).
- Au titre de membres étrangers : M. Jay Dharmadhikari (parrains : J. van Heesch et C. Arnould), Volker Kricheldorf (parrains : Jan Moens et Huguette Taymans).
- Enfin, Madame Fran Stroobants et Monsieur Christian Lauwers sont proposés comme membres titulaires.
Le président propose de soumettre l’ensemble de ces points au vote et suite au dépouillement, les résultats sont communiqués. Tous les nouveaux membres sont élus à l’unanimité. Suite à ces résultats, le président propose d’enchaîner avec la réunion plénière et clôt cette assemblée générale vers 14h20.

Seconde partie : Assemblée plénière – Tweede deel : Plenaire vergadering

Présents – Aanwezig : Mmes H. Taymans, Fr. Stroobants, Gh. Moucharte, C. Arnould en L. Everaert ; MM. R. Waerzeggers, J. Moens, J.-Cl. Martiny, Fr. de Callataÿ, E. Schutyser, H. Vanhoudt, J. Druart, H. Pottier, J.-M. Doyen, H. Rambach, P. Assenmaker, Ph. Sadin, Chr. Lauwers, N. Meunier, P. Petit, H. Dewit, G. Testa, J. van Heesch, H. Van Caelenberghe.

Excusés – Verontschuldigd: Mmes Ch. Logie, L. Claes et A. Pourbaix-Van Haeperen ; MM. M. Gheerardijn, N. de Streel, R. Renard, St. De Lombaert, J. Dharmadhikari, P. Pasmans, K. Verboven,R. Dillen, G.-X. Cornet, A. Fossion, Cl. Roelandt.

François de Callataÿ, Les monnayages grecs au service des Romains en Grèce (ca. 150-50 av. J.-C.) : une démonstration quantifiée de la très forte prépondérance de la raison militaire

Pour la première fois et s'agissant d'un vaste panorama à la fois géographique (de la Thrace jusqu'au Péloponnèse) et chronologique (un siècle), se trouve tenté un examen pondéré complet de toutes les frappes monétaires dans tous les métaux, qui s'appuie d'abord sur un grand nombre d'études de coins (souvent récentes) et ensuite sur l'extrapolation par les trésors. La plupart des gros monnayages dits civiques se révèlent avoir été émis pour l'essentiel (mais pas forcément à leurs débuts) par une autorité supérieure, en l'occurrence les Romains (Dyrrachium, Apollonia, Thasos, Maronée, Leucas, Ainianes, et même Athènes – en tout cas à certains moments). Cette mise en perspective globale amène à soutenir que, en masse monnayée (soit la valeur cumulée), plus de 80% des émissions monétaires émises en Grèce à la fin de la période hellénistique ont été motivées par des besoins militaires. Cet exposé est à présent paru: F. de Callataÿ, « The coinages struck for the Romans in Hellenistic Greece: a quantified overview (mid 2nd-mid 1st c. BCE)”, in F. Haymann, W. Hollstein & M. Jehne (eds.), Neue Forschungen zur Münzprägung der römischen Republik. Beiträge zum internationalen Kolloquium im Residenzschloss Dresden 19.-21. Juni 2014, Nomismata 8, Bonn, 2016, p. 315-338.

Hendrik Van Caelenberghe, De Cruxpellit penny van James III van Scotland als circulatiemunt in het monetaire systeem van de Lage Landen

De aanzet voor dit onderzoek gebeurde naar aanleiding van graafwerken uitgevoerd in 2008 voor de bouw van een winkelcomplex in het historisch centrum van Arnemuiden. De uitgegraven grond werd gedeponeerd op een braakliggend terrein te Kruiningen en onderzocht door diverse amateurarcheologen, waarbij verschillende Cruxpellit penny’s werden gevonden waaronder twee totaal onbekende types. In 1983 was er van de hand van de auteurs Murray & Van Nerom al een uitgebreid artikel verschenen omtrent dit fenomeen. Deze studie was gebaseerd op materiaal afkomstig van zes vindplaatsen en de stukken voorhanden in het Penningkabinet van de Koninklijke Bibliotheek. De gegevens waarover de spreker beschikt geven een totaal andere kijk op de aanwezigheid van deze penny en zijn imitaties. Er werden tot op heden reeds 67 vindplaatsen gelokaliseerd, waarvan het overgrote deel zich situeert op het grondgebied van Vlaanderen zoals dit eruit zag in de 15e eeuw. Hij toonde aan dat deze munt mogelijk door een tekort aan kleine valuta, zijn weg had gevonden in de kleingeldcirculatie van Vlaanderen. De aanwezigheid, buiten de drie officiële hoofdtypes, van zes verschillende imitatieve types is een bewijs van de populariteit van deze munt en het tekort aan pasgeld in het monetaire systeem. Toch dient het belang van de diverse imitatieve types te worden genuanceerd, want de twee nieuw ontdekte types zijn voor de rest niet bekend en hebben mogelijk niet echt een rol van betekenis gespeeld. Wat betreft de waarde die deze munt zou hebben gehad denkt Prof. Peter Spufford dat ze mogelijks aanvankelijk voor 4 mijten werden aanvaard. Bekijken we echter de imitaties, die niet alleen kleiner zijn maar ook minder wegen, dan zal het overgrote deel van zijn monetaire levensduur de waarde 2 mijten zijn geweest. Op basis van recente opgravingsverslagen kan eveneens worden aangetoond dat dit type munt en de imitaties ervan nog zijn gebruikt tot de regering van Filips II. Waar was het muntatelier en wie waren de munters van de imitaties? Op basis van vondsten in Baskenland waar in de San-Estebankerk te Oiartzun 76 munten van het Cruxpellit type (officiële en imitaties) werden aangetroffen, bestaat de hypothese dat het niet onmogelijk is dat de Schotten zelf de munters waren. De munten werden door hen ten gelde gemaakt in de regio’s op het continent met een tekort aan pasgeld. Uiteraard blijft dit laatste een hypothese en blijven er nog veel vraagtekens omtrent de verspreiding van de Cruxpellit penny en zijn imitaties.

 

 

Fermer Sluiten Close
 

©  KBGN-SRNB, 2008-2020