|
Séance tenue à la Bibliothèque Royale à Bruxelles, le 20 janvier 2007
Vergadering in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel op 20 januari 2007
Présents – Aanwezig : Mevr. Gh. Moucharte en Dhrn. R. Van Laere (voorzitter), J. Moens (secretaris), J.-L. Dengis, J. Schoonheyt, Y. Kenis, R. Waerzeggers, E. Schutyser, M. Bar, L. Smolderen, A.-F. Schepers, M. Rocour, F. de Callataÿ, Ph. Sadin, A. Buchet, G. Lejeune, I. Wolfs, J. Laevers, M. Rocour, Ch. Doyen, G.-X. Cornet, G. Chanteux, J. Taelman, A. Fossion et G. Testa.
Excusés – Verontschuldigd : Mevr. Ch. Logie, A. Van Haeperen-Pourbaix en M.-L. Dupont en Dhrn. J. van Heesch, P. Pasmans, A. Fillippini, M. Dillen en M. Vancraenbroeck.
De voorzitter opent de zitting om 14u30. Hij biedt aan alle aanwezigen zijn beste wensen aan voor het nieuwe jaar.
Dhr. Vanhoudt geeft een uiteenzetting over het noodgeld, uitgegeven door de Gemeente Herent tijdens de Wereldoorlog I. Hij schetst eerst een overzicht van de vijandelijkheden, en preciseert dat Leuven en omgeving op 25 en 26 augustus 1914 zwaar had te lijden onder Duitse represaillemaatregelen na de uitval van het Belgisch leger dat zich in Antwerpen had teruggetrokken. Daarbij kwam dan nog het feit dat de tegoeden waarover de Gemeente kon beschikken bij de Nationale Bank, reeds op 6 augustus, dus quasi-onmiddellijk na de Duitse inval, waren geblokkeerd. Om het hoofd te kunnen bieden aan de meest dringende betalingen, gingen vele (in totaal 630) Belgische Gemeenten, waaronder dus ook Herent, over tot de uitgifte van papieren noodgeld. Deze «biljetten» hadden eigenlijk het karakter van effecten aan toonder, aangezien de Gemeenten als dusdanig geen emissierecht hadden voor wat bankbiljetten betreft. Het onderzoek naar de achtergrond van deze uitgifte werd bemoeilijkt door het ontbreken en/of niet toegankelijk zijn van archiefstukken, zodat bepaalde vragen open blijven : de drukker is vermoedelijk E. Charpentier uit Leuven, die het noodgeld van Leuven, Kessel-Lo en Wilsele heeft gedrukt, dat zeer goed gelijkt op dat van Herent — het bedrag van de uitgifte is niet gekend, en er is enkel informatie beschikbaar over de leningen (voor een totaal van 12.330 fr.) die het bestuur is aangegaan om het noodgeld terug in te trekken — het hoogste volgnummer dat is teruggevonden in verzamelingen is 4.242. Blijkbaar zijn er twee uitgiftes geweest : de eerste met een foutief gespelde naam van de maand (oktoker), de tweede met de correcte naam. De volgende nominale waarden werden gedrukt : eerste reeks : 0,05 – 0,25 – 0,50 – 1 – 5 frank (een 2 frank is vermeld in de literatuur, maar kon niet worden bevestigd); tweede reeks : 0,10 – 0,25 – 0,50 – 1 – 2 – 5 frank; de verschillende coupures zijn gedrukt op papier van verschillende kleur, en werden afgescheurd uit scheurboekjes; elk biljet draagt een volgnummer, maar het is niet zeker of de nummering voor elke waarde bij 1 (her)begon, dan wel of de nummering van de volgende waarde begon daar waar de nummering van de vorige waarde stopte. Uit afstempelingen die zijn aangebracht op teruggevonden exemplaren kan worden afgeleid dat de biljetten ook buiten Herent zelf circuleerden, hoewel dat in principe niet de bedoeling was.
M. Dengis donne une conférence intitulée «La numismatique de la principauté de Liège : actualisation et mise à jour», à l’occasion de la sortie de son ouvrage en trois tomes sur ce sujet, qui seront d’ailleurs complétés prochainement d’un 4ième pour lequel le conférencier vient de terminer son travail d’étude. Cet ouvrage remplace donc l’ouvrage du baron de Chestret, publié au XIXe siècle, et qui s’est avéré être incomplet et erroné sur certains points. Il intègre et/ou corrige également certaines publications d’auteurs plus récents souvent membres de la SRNB, comme par ex. M. Frère et M. Meert. L’orateur se concentre alors sur les monnaies de la période impériale et le début des émissions purement épiscopales au XIIe siècle, et illustre comment une analyse non pas des inscriptions (souvent mal lisibles), mais plutôt de l’iconographie des pièces permet une attribution sûre des émissions. Celles-ci s’avèrent d’ailleurs souvent avoir eu un caractère «commémoratif», c’est-à-dire que les monnaies étaient frappées par ex. à l’occasion de la visite de l’empereur, ou de l’organisation de synodes, ou de festivités religieuses, ou d’hostilités avec le Brabant (nécessitant des émissions pour financer la guerre), ou de changements dans les relations politiques entre l’évêque et ses sujets. Le conférencier illustre aussi les travaux de (re)construction réalisés aux principales églises de la Principauté, et dont on peut suivre l’évolution en analysant les monnaies (même si une certaine prudence doit être observée à ce propos), tout en croisant ces constatations avec celles que donnent d’autres sources historiques. L’orateur termine en signalant que le quatrième volume contiendra des compléments qui permettront de combler encore quelques « trous », mais traitera aussi de la brève période pendant laquelle Liège était à nouveau sous domination autrichienne en 1793-94, période qui n’a pas encore été traitée en détail dans d’autres ouvrages.
De voorzitter sluit de vergadering rond 16h40.
© KBGN-SRNB, 2008-2021
|