|
Séance tenue à la Bibliothèque Royale à Bruxelles, le 21 février 2009
Vergadering in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel op 21 februari 2009
Présents : Mlles Gh. Moucharte et C. Arnould, Mmes H. Taymans (trésorier) et Cl. Van Nerom, et MM. L. Smolderen, F. de Callataÿ, J. Moens, A.-F. Schepers, M. Bar, A. Buchet, Y. De Craemere, H. Dewit, M. Rocour, E. Schutyser, R. De Marie, A. Haeck, Ph. Sadin, G. Lejeune, Ch. Doyen, A. Bruylandt, J. Schoonheyt, M. Wauthier, W. Geets, L. Beeckmans, G.-X. Cornet, M. Gheerardijn, P. Assenmaker, Ch. Doyen et R. Van Laere.
Excusé(e)s : Mmes A. Van Haeperen-Pourbaix, H. Taymans et Ch. Logie et MM. J.-L. Dengis, J. van Heesch, P. Pasmans et R. Waerzeggers.
M. F. de Callataÿ, vice-président, ouvre la séance à 14h30. Il communique aux membres présents le décès de Mme S. Hurter, qui fut responsable du département numismatique de la Banque Leu (Zürich), grande spécialiste des faux et éditrice du Bulletin on Counterfeit.
Il fait ensuite circuler plusieurs nouvelles publications numismatiques sur des domaines divers, tels que le décadrachme athénien, les monnaies de Marseille, les monnaies gauloises de Normandie, la numismatique d’Anatolie, des trésors avec des monnaies d’Anastase, le catalogue d’une exposition à Luxembourg de monnaies d’or romaines, et enfin, le premier volume de la nouvelle revue de la Bibliothèque Royale de Belgique, in Monte Artium.
Dhr. Raf Van Laere licht de petitie toe die circuleert, en die tot doel heeft de Deutsche Bank te doen terugkomen op haar beslissing om haar verzameling te verkopen die momenteel is gedeponeerd in het Niedersäksisches Münzkabinett.
Dhr. de Callataÿ overhandigt de lidmaatschapsmedaille aan Dhr. L. Beeckmans, die werd verkozen tot werkend lid op de zomervergadering van juni 2008.
Dhr. Haeck houdt een spreekbeurt «Een (vergeten ?) vondst in het Penningkabinet te Brussel». Het gaat meer bepaald over stukken, de overgrote meerderheid in koper, die rond 1839 werden gevonden, vermoedelijk in de omgeving van Luik, en die werden geslagen in ateliers in het Maasgebied. De stukken werden oorspronkelijk gekocht door ene Ducas, wisselagent uit Rijsel, die ze later verkocht aan Van Bockel, burgemeester van Leuven, die op zijn beurt de munten verkocht aan de Jonghe, die ze dan bij testament aan het Penningkabinet schonk. Deze stukken werden toentertijd reeds bestudeerd door Lelewel, die 2077 stukken telde, waarvan hij de meeste heeft gereproduceerd op 10 gegraveerde platen; 8 daarvan werden door Ch. Piot gepubliceerd in de RBN in de jaren 1855 tot 1857, met een gedetailleerde beschrijving van de munten in kwestie; R. Chalon publiceerde de 2 overige in de RBN van 1867, maar zonder beschrijving van de stukken. Meerdere van deze platen werden trouwens ook gebruikt in de werken van Chalon, Van der Chijs en de Chestret uit de 19de eeuw over munten uit onze gewesten, en meer recent nog door Lucas in diens werk over munten uit de Maaslanden.
Dhr. Haeck heeft de stukken van deze 2 platen nu geïdentificeerd, en heeft tevens de beschrijving van Piot geverifieerd en, voor zover nodig, gecorrigeerd. Dit werk zal worden gepubliceerd in de RBN van 2010. In het totaal betrof zijn analyse een 1500 stukken, waarvan 425 in een zodanig slechte staat dat een verdere identificatie niet meer mogelijk was; van de resterende waren enkele reeds vergezeld van identificatienotities, die duidelijk uit de 19de eeuw stamden. Dat de stukken in kwestie wel degelijk uit de vondst kwamen die in 1839-1841 reeds door Lelewel was bestudeerd, kan worden afgeleid uit een vergelijking met de reeds vermelde platen, waarvan de afbeeldingen exact overeenstemden met de bestudeerde stukken; niettemin blijken op deze platen 273 stukken te zijn afgebeeld die niet voorkomen in het restant van de schat noch in de systematische verzameling van het Penningkabinet.
De oudste munt dateert uit 1350, en de meest recente betreft een halve denarius van Philips de Schone voor Luxemburg, geslagen tussen 1489 en 1491. De munten werden dus vermoedelijk verborgen in het laatste decennium van de 15de eeuw. Een vindplaats in (de regio boven) Luik is plausibel, gelet op de spreiding van de muntateliers waarin de gevonden stukken werden geslagen, met Luik min of meer als geografisch centrum. Luikse munten zijn ook het best vertegenwoordigd, maar daarnaast komen nog munten uit tal van andere heerlijkheden voor (vb. Bicht, Born, Brogel, Elslo, Gerdingen, Gruitrode, Hedel, Reckheim, e.d.).
De analyse van de stukken heeft meerdere tot nu toe ongekende varianten aan het licht gebracht, en de spreker toont enkele van de meest interessante stukken. Het bestudeerde geheel bevatte ook een drietal zilveren muntjes of penningen, waarvan de herkomst onzeker is, en een bronzen hangertje met drie Franse (?) lelies (foto).
Vermoedelijk maakten de bestudeerde koperen munten deel uit van een grotere schat, die ook uit gouden en zilveren munten bestond (cfr. de platen van Lelewel); het is eigenlijk opvallend dat in het bestudeerde geheel voornamelijk kleinere heerlijkheden zijn vertegenwoordigd, wat doet vermoeden dat stukken uit grotere entiteiten (zoals Namen, Brabant, e.d.) hun weg naar andere verzamelingen hebben gevonden.
Dhr. Van Laere deelt mee dat hij momenteel een muntschat bestudeert die in Duitsland werd gevonden, en die ook een groot deel munten uit het Maasland en meer bepaald Luik bevat; anders gezegd, is de samenstelling van de vondst die door dhr. Haeck werd bestudeerd, geen garantie dat de munten effectief in of rond Luik werden gevonden. Hij bevestigt ook dat het gevonden hangertje een courant artefact uit die tijd betreft.
M. de Callataÿ introduit Mlle Arnould, depuis peu liée au Cabinet des Médailles, où elle a collaboré au Sylloge de ses monnaies grecques, ainsi qu’à l’étude des fonds de Mme Dupont et de la Maison De Greef. Elle s’occupe actuellement de l’étude et de la numérisation des médailles belges, d’où le sujet de sa conférence : «Les médailles d’inauguration de statues et de monuments à Bruxelles sous le règne de Léopold Ier».
La conférencière rappelle d’abord que la pratique de déposer des monnaies ou d’autres offrandes dans les socles de statues, dans les fondations de bâtiments, voire même sous les mâts de bateaux, remonte à l’antiquité romaine; plusieurs dépôts de ce type ont été retrouvés dans des lieux sacrés, publics ou privés et ont été décrits notamment par Tacite. Au Moyen Âge, la tradition continue, et inclut le dépôt de bijoux et des médailles en cire (Agnus Dei); le phénomène prend encore plus d’ampleur sous Louis XIV et XV, où la cérémonie de la pose de la première pierre ou de l’inauguration devient strictement réglée, et comprend notamment le dépôt de médailles spécialement frappées pour l’occasion, qui sont protégées par une boîte en plomb et en bois précieux. Plusieurs de ces dépôts ont été retrouvés à la Révolution française lors de la destruction des statues des Bourbons.
La jeune Belgique a entrepris d’importants travaux urbanistiques et d’aménagement de son territoire, et a aussi érigé beaucoup de statues dédiées à des personnages historiques; certaines initiatives étaient d’ailleurs financées par souscription publique, qui donnait parfois lieu à la frappe d’une médaille, occasion de publicité. Des dépôts de médailles lors de la pose de la première pierre des fondations ou des socles sont attestés par des écrits dans des journaux de l’époque; le phénomène ne s’est pas uniquement produit dans la capitale, mais aussi dans d’autres villes, pour graduellement disparaître au début du règne de Léopold II, surtout pour les statues (des dépôts sont encore connus à l’occasion de la pose de la première pierre de grands travaux publics, mais il s’agissait alors plutôt de monnaies).
M. de Callataÿ et Mlle Arnould profitent de l’occasion pour présenter brièvement le nouveau site de la Bibliothèque Royale, belgica.kbr.be, qui contient notamment la reproduction numérique de quelques ouvrages numismatiques et surtout de plusieurs médailles belges, toutes décrites en détail, avec la possibilité de faire des recherches selon plusieurs critères. Ce travail ne fait que commencer, et les collections numérisées continueront à croître dans les années à venir.
Le vice-président prononce la clôture de la séance vers 16h20.
© KBGN-SRNB, 2008-2021
|