Colloque 'Jettons in the Low Countries', le 21 mai 2022 à la KBR

Mevr. Huguette Taymans, voorzitter van het KBGN, heet alle deelnemers aan het colloquium welkom. Vooraleer te beginnen met de lezingen, wordt voor de tweede keer de Goltziusprijs uitgereikt; de eerste keer was drie jaar geleden, en werd de prijs toegekend aan dhr. René Waerzeggers voor zijn publicatie over de rekenpenningen van …. Ondertussen werd het reglement gewijzigd, en voortaan zal de Goltziusprijs worden toegekend aan een numismaat voor zijn volledig oeuvre aan numismatische publicaties over onze gewesten. De keuze van de jury, bestaande uit de RvB van het KBGN, aangevuld met de directeurs van het Tijdschrift, is gevallen op Aimé Haeck.

Mevr. Taymans geeft een overzicht van zijn publicaties die begonnen in 1958 (zie www.numisbel.be/haeck.htm), en overhandigt hem de medaille die met deze prijs gepaard gaat en die werd ontworpen door Mevr. Marit Hartman (het was haar laatste creatie).

Dhr. Haeck spreekt de volgende dankrede uit:

“Mevrouw de Voorzitster, Dames, Heren.

In de eerste plaats wil ik hier het Koninklijk Belgisch Genootschap voor Numismatiek en zijn bestuursleden samen met de directeurs van het Belgisch Tijdschrift voor Numismatiek bedanken om mij te hebben uitgekozen als laureaat van deze prestigieuze “Goltziusprijs” die om de drie jaar wordt toegekend aan, en ik citeer, “… aan een onderzoeker die zijn of haar werk aan de numismatiek, in de breedst mogelijke betekenis heeft gewijd, en dit met betrekking tot de Zuidelijke Nederlanden, tussen de 5de en de 21e eeuw…”.

Ik was zes of zeven jaar toen ik voor het eerst met de numismatiek of beter gezegd het munten verzamelen in aanraking kwam. Tijdens de lange, donkere winteravonden tijdens de oorlog keek ik erop toe hoe mijn vader zijn verzamelmunten met de achterkant van een potlood door calqueerde in een schriftje. Mijn eigenlijke beginjaren speelden zich af nadat ik op mijn vijftiende verjaardag een prachtige “botdrager” van Lodewijk van Male als geschenk kreeg. Toen, de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw, waren de prestigieuze meesterwerken van een Chalon, een de Witte, een de Chestret en een Gaillard wel-is-waar al tientallen jaren of meer verschenen, maar ze waren ondertussen nog nauwelijks te vinden.

Mijn drijfveren waren dan ook om de verzamelaars van (Vlaamse) middeleeuwse munten te voorzien van eenvoudige overzichtelijke catalogi. Het zijn de twee eenvoudige catalogi van de munten van het graafschap Vlaanderen geworden, verschenen in 1973 en 1979.

Het was mij ook opgevallen dat elke auteur bij het schrijven van een boek of artikel telkens opnieuw alle vondsten moest afzoeken om zijn boek of artikel te illustreren, wat telkens uitmondde in veel tijdrovende opzoekingen. Dus waarom niet een catalogus samenstellen met de opsomming van alle in België gevonden middeleeuwse muntschatten zoals dit reeds voordien gebeurd was voor de Gallische/Romeinse en de Moderne munten. Iedereen zou zo zeer veel tijd kunnen uitsparen. Het is dankzij de aanmoedigingen van Dhr. Pierre Cockshaw dat zowel mijn “Middeleeuwse muntschatten gevonden in België (750-1433)” als de ”Middeleeuwse munten van de vroegere Belgische vorsten-dommen en heerlijkheden in vondsten (751-1433)” toen tot stand zijn gekomen.

Tenslotte volgde er nog, en dit met als voorbeeld het werk van Joseph Ghyssens over “Les petits deniers de Flandre des XIIe et XIIIe siècles”, een gelijkaardig werk over “De Brabantse kleine denieren van de dertiende eeuw”.

Ik wil dan ook iedereen die me daarbij ooit heeft geholpen, op welke wijze dan ook, nogmaals mijn uitdrukkelijke dank toezeggen.

Tenslotte wil ik ook nog een bijzonder dankwoord richten tot mijn echtgenote voor de vele aanmoedigingen die zij me gaf en het oneindige geduld dat ze opbracht tijdens de lange uren die ik afgezonderd doorbracht bij het tot stand komen van bovengenoemde werken.”

Daarna wordt het eigenlijke colloquium geopend, in de voormiddag onder het voorzitterschap van Johan van Heesch, ex-voorzitter van het KBGN, en in de namiddag van Pierre Assenmaker, huidig ondervoorzitter. De teksten van de lezingen zullen worden gepubliceerd in de RBN 2023.