|
Assemblée générale tenue aux Salons des Beaux-Arts à Sint-Niklaas, le 21 juin 2008
Algemene vergadering gehouden in de Salons voor Schone Kunsten te Sint-Niklaas, op 21 juni 2008
Première partie : Assemblée générale des membres effectifs
Eerste deel : Algemene vergadering van de werkende leden
Présents – Aanwezig : Dengis J.-L. (Président – Voorzitter), Moens J. (Secretaris – Secrétaire), van Heesch J. (Vice-Président – Ondervoorzitter), Schutyser E., Haeck A., Schepers A.-Fr., Van Laere R., Faes W., Elsen J. (partim) en Rocour M. (partim).
Excusé(e)s avec procuration – Verontschuldigd met volmacht : Scufflaire A. (Mevr.), Moucharte Gh. (Mevr.), Van Driessche V. (Mevr.), Smolderen L., Schoonheyt J., Vancraenbroeck M., Toussaint J., Cornet G.-X., Jadot J.
Excusé(e)s sans procuration – Verontschuldigd zonder volmacht : Taymans H. (Mevr.), Van Néron (Mevr.), Waerzeggers R., de Callataÿ F.
Le Président ouvre l’assemblée générale des membres titulaires à 10h, et souhaite la bienvenue à Sint-Niklaas. Il rappelle également le décès récent de Mme M.-H. Van Gansbeke. L’assemblée respecte quelques moments de silence en sa mémoire.
Le Secrétaire souhaite également la bienvenue aux membres dans sa ville natale. Il présente ensuite le PV de l’A.G. ordinaire de mars; ce PV est approuvé.
De Secretaris stelt kort de kandidaturen voor werkende en corresponderende leden voor. Er wordt overgegaan tot een stemming, waaruit blijkt dat er 15 stemgerechtigde leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn; de kandidaturen van Dhrn. Fossion, Verboven en Beeckmans (voor werkend lid) en van Dhrn. Wauthier, De Marie en Vandenbroucke (voor corresponderend lid) worden unaniem goedgekeurd; deze van Dhr. Vanhoudt (voor werkend lid) wordt goedgekeurd met 9 stemmen voor, 2 tegenstemmen en 4 onthoudingen.
Le Président fait circuler une nouvelle publication sur Notger par J.-P. Delville, J.-L. Dengis, S. Denoël, J.-L. Kupper, M. Lafineur-Crépin, M. Lefftz et M. Piavaux intitulée Notger et Liège, l’an mille au cœur de l’Europe, éd. Du Perron, Alleur, 2008.
M. van Heesch signale l’ouverture de l’exposition au Musée de Mariemont dédiée à notre ancien président Chalon.
Le Président clôt la séance à 10h20.
Seconde partie : Assemblée plénière
Tweede deel : Plenaire vergadering
Présents – Aanwezig : Voir ci-dessus ainsi que – Zie hierboven evenals : Schutyser E. (Mevr.), Sadin Ph. (Dhr. + Mevr.), Decock A. (Dhr. + Mevr.), Vincent N. (Mevr.), Doyen Ch., Arnould C. (Mevr.), Baetens I. (Mevr. — Archeologische Dienst Waasland), Van Hove R. (ADW), Vanhoudt H., Horens M. (Mevr.), Wauthier M., Tirijns M., Haeck-Monsecour L. (Mevr.); De Dier F. (Mevr.) en Vondenbusch J.
Excusés – Verontschuldigd : Voir ci-dessus ainsi que – Zie hierboven evenals : Gheerardijn M., Testa G. en Filippini A.
Le Président ouvre la séance à 10h45, et souhaite la bienvenue aux nouveaux participants.
Le Secrétaire communique les résultats des élections des nouveaux membres titulaires et correspondants (voir assemblée générale).
Dhr. Haeck houdt een spreekbeurt over de «De muntvondst van Clusa (Sint-Gillis-Waas)», gevonden in verschillende fasen in 1990 n.a.v. verkavelingswerken op de site van de vroegere kapel en begraafplaats van Clusa; het gaat in het totaal om 248 munten, waarvan de meest recente vondststukken (43) voordien werden bestudeerd door Raf Van Laere, en het saldo later door dhr. Haeck.
De spreker schetst eerst een kort historisch overzicht van de site, dat aanvangt bij het begin van de 12de eeuw, en eindigt bij de Franse revolutie, met uiteindelijk de afbraak van de gebouwen in de eerste helft van de 19de eeuw.
De gevonden munten bestrijken een periode van ongeveer 160 jaar, wanneer men de meest recente stukken, die waarschijnlijk een andere oorsprong hebben, buiten beschouwing laat. Hoe dan ook gaat het meer dan waarschijnlijk niet om een muntschat stricto sensu (d.w.z. stukken die samen werden verstopt en nadien samen of in elkaars onmiddellijke nabijheid worden teruggevonden; voor wat dit laatste betreft, kan worden opgemerkt dat het tijdstip waarop de munten werden uitgespreid (vb. door omploegen van het terrein) nog voor discussie vatbaar is). De samenstelling van de muntvondst is coherent met vergelijkbare vondsten en bevestigt de vaststellingen ervan : tussen 1140 en 1220 een duidelijk overwicht van de Vlaamse denarii, met daarna een verschuiving naar munten van andere vorstendommen, en na 1255 naar meer Brabantse stukken, die van dan af het overwicht halen. Ook de verschuiving van de aanmunting eerst door zuidelijk en dan door meer noordelijk gelegen ateliers in Vlaanderen wordt bevestigd.
De spreker behandelt de mogelijke oorsprong van de munten : een omloop- of spaarschat is weinig waarschijnlijk, gelet op het grote tijdsverschil tussen de oudste en de jongste munten, die niet meer naast elkaar kunnen hebben gecirculeerd — dodenmunten, meegegeven in graven, zijn een mogelijkheid, maar de verhouding gevonden munten tot gevonden graven lijkt te hoog om dit fenomeen als enige oorsprong te aanzien — één enkele funeraire muntschat is uitgesloten, omdat de stukken over een te grote oppervlakte lagen uitgespreid — verloren offermunten vormen een plausibele verklaring, maar dit veronderstelt dan wel, gelet op het aantal teruggevonden stukken, dat Clusa een tamelijk belangrijk bedevaartsoord moet zijn geweest — stukken verloren tijdens jaarmarkten vormen op het eerste zicht eveneens een mogelijkheid, aangezien het houden van een jaarmarkt te Clusa is gedocumenteerd, maar de plaats waar de stukken zijn gevonden (bijna uitsluitend binnen de religieuze kern) sluit deze oorsprong eigenlijk uit.
De spreker besluit dan ook dat het vermoedelijk gaat om hoofdzakelijk offermunten, aangevuld met een aantal dodenmunten. Hij toont ook afbeeldingen van een aantal markante exemplaren, waarbij sommige types tot dan toe niet gekend waren.
In antwoord op een vraag van dhr. Dengis bevestigt de spreker dat de vondst ook meerdere gehalveerde munten bevat, maar geen loodjes.
Dhr. Elsen merkt op dat de toename van het aantal Brabantse stukken kan worden verklaard door de groeiende economische macht van dit hertogdom, en dat algemeen gesproken, de geografische herkomst van de stukken niet alleen kan worden verklaard door reizende pelgrims die op bedevaart kwamen, maar ook door het handelsverkeer.
Dhr. van Heesch bevestigt dat het gebruik van offermunten nog altijd voortleeft, vb. in de basiliek van Scherpenheuvel, en suggereert de term «accumulatievondst» voor dit soort vondsten.
Dhr. Van Hove geeft een toelichting bij de vondstomstandigheden en bij de mogelijke uitspreidingswijze van de stukken nadat deze ter plaatse – opzettelijk of accidenteel – werden achtergelaten. Overigens blijkt dat van de 25 munten die in situ werden gevonden (dus niet uitgespreid na het moment van achterlating), er 18 uit een grafcontext komen. Hij merkt hierbij op dat het aantal graven wel eens beduidend hoger zou kunnen zijn dan gedacht, en komt tot de conclusie dat het hier wel degelijk veeleer om dodenmunten dan om offermunten moet gaan.
De Voorzitter sluit de vergadering om 12 uur, waarna de aanwezigen een drankje krijgen aangeboden door het Stadsbestuur van Sint-Niklaas, in aanwezigheid van Mevr. Van Daele, Schepen van Cultuur. Deze houdt er aan het Genootschap persoonlijk welkom te heten, en schetst de geschiedenis van het gebouw waar de vergadering plaatsheeft. Ze weidt ook uit over de rol die de stichting «Kunst in de Stad» speelt bij het helpen verfraaien van het stadscentrum met beeldhouwwerken, waarvan een aantal trouwens gecreëerd zijn door kunstenaars die ook medailles hebben ontworpen. De voorzitter en de ondervoorzitter overhandigen haar de penning van het Genootschap.
Na een middagmaal volgt tot slot een stadswandeling onder leiding van een stadsgids; het geslaagde bezoek wordt afgesloten rond 16h45.
© KBGN-SRNB, 2008-2021
|