|
Séance tenue à la Bibliothèque Royale à Bruxelles, le 22 octobre 2005
Vergadering in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel op 22 oktober 2005
Présents – Aanwezig : Mevrn. Gh. Moucharte en B. De Meyer en Dhrn. R. Van Laere (voorzitter), F. de Callataÿ, M. Bar, L. Smolderen, H. Dewit, J. van Heesch, A.-F. Schepers, M. Rocour, H. Pottier, E. Schutyser, M. Gheerardijn, E. Moors, D. Straetmans, J. Schoonheyt, Ph. Sadin, G. Lejeune, J. Elsen, P. Cockshaw, M.-H. Williot Parmentier en L. Severs.
Excusés – Verontschuldigd : Dhr. J. Moens (secretaris), Mevr. M.-L. Dupont en Dhr. G.-X. Cornet.
De voorzitter opent de zitting om 14u30, en houdt een spreekbeurt i.v.m. «Aanlegtekeningen op laatmiddeleeuwse munten uit de Zuidelijke Nederlanden. Een aanzet». Onderzoek van goed bewaarde laatmiddeleeuwse gouden munten brengt vaak sporen aan het licht van tekeningen die de graveur gebruikte om de ontwerptekening over te brengen op de stempel. Het onderzoek van deze aanlegtekeningen kan niet alleen nieuwe inzichten opleveren in de wijze waarop stempelgraveurs werkten, maar kan in sommige gevallen ook helpen bij het maken van een onderscheid tussen varianten en types van bepaalde muntsoorten. Hoewel aannlegtekeningen tot nog toe nauwelijks systematisch onderzocht zijn, lijkt het erop dat niet alle graveurs dezelfde principes hanteerden. Zo ziet het er naar uit dat in Brabant en Luik de voorkeur gegeven werd aan concentrische cirkels, terwijl in Vlaanderen rechte lijnen en meer complexe tekeningen geattesteerd zijn.
M. Severs donne un exposé sur «L’occupation tardive du site de Liberchies». Il trace l’historique des fouilles du site, qui ont été entamées dès 1843, et rappelle évidemment le trésor important d’aurei trouvé en 1970 et qui atteste l’importance du site au cours des deux premiers siècles de notre ère. Des fouilles entreprises depuis 2002 sur un nouveau site ont démontré que Liberchies était devenu, au quatrième siècle, un lieu de culte (païen, pas chrétien) plutôt qu’un lieu d’habitation permanente. On a trouvé les vestiges d’un sanctuaire, et plusieurs centaines de petits bronzes des années 330-348, 360 et 380-402 y ont été déterrées. Une occupation plus tardive encore, au cinquième siècle, n’est pas à exclure, mais elle ne saurait être démontrée sur base de monnaies, vu que la frappe de celles-ci s’est arrêtée dans nos régions après 402. Toujours est-il donc que la région n’était certainement pas un désert économique au cours des troisième et quatrième siècles de notre ère, contrairement à ce que certains auraient pu croire.
De voorzitter sluit de vergadering rond 16h20.
© KBGN-SRNB, 2008-2021
|